UU blog / Nederlandse Taal en Cultuur

Overig

Asscher versus Pinto over de relatie tussen maatschappelijke problemen en vaardigheid in het Nederlands

Op 6 april verscheen er op de opiniepagina van De Volkskrant een stuk van David Pinto over de ’taaloplossing’ die Lodewijk Asscher voorstelt. Pinto maakt bezwaar tegen Asschers oplossingen voor ‘integratieproblemen’. Mijn reactie op enkele punten uit zijn betoog: Ik ben het eens met Pinto als hij zegt dat je niet altijd problemen moet afschuiven op de gebrekkige beheersing van het Nederlands van de ouders. Dan zou je alles oplossen door de ouders Nederlands te (laten) leren. Zo simpel ligt dat niet. Het doorgeven van kennis van de wereld, daar gaat het om, en die wordt overgebracht via taal, welke dan ook (dat is ‘de fiets’, zoals iemand bij van Dis afgelopen zondag zo mooi zei). Een leerling die VWO (bijna) afgerond heeft, heeft geen enorme taalproblemen met het Nederlands. Het hebben van een accent is geen taalprobleem! Want wat is een taalprobleem eigenlijk? Zolang taalproductie en -begrip niet worden gehinderd is een accent geen taalprobleem! Wel is er dan vaker sprake van op stereotypen gebaseerde vooroordelen, en van negatieve attitudes, maar dat is niet het zelfde als een taalprobleem. Ik ben het ook daarin eens met Pinto. Het aantal succesvolle ‘allochtonen’ in het onderwijs neemt enorm toe, de sociale mobiliteit is ongeëvenaard. Maar Marokkaanse probleemjongens, dat zijn niet degenen die het zo goed doen in het onderwijs. De succesvolle ‘allochtonen’ zijn vooral meisjes. We moeten ons zorgen blijven maken om degenen die buiten de boot vallen. Het is niet goed om alleen maar op taal te hameren, maar het belang ervan moet nou ook weer niet ontkend worden. Toegang tot fatsoenlijk NT2 onderwijs dat heel vroeg begint moet veel beter geregeld worden. Maar mensen mogen thuis gerust spreken wat ze willen en kunnen. De basisvoorwaarde voor een gunstig leerklimaat is dat er communicatie is, kennisoverdracht en (dus) taligheid. Dat hoeft niet perse in het Nederlands plaats te vinden. Er zijn genoeg autochtoon Nederlandse kinderen die ook een taalachterstand hebben. Ik heb Asscher wel eens horen zeggen dat het toch wel heel erg is dat er thuis nog zo vaak een andere taal dan Nederlands wordt gesproken. Dat is dus kletskoek. Wij vinden het toch ook normaal als geëmigreerde Nederlanders thuis Nederlands blijven spreken? En tot slot: waarom wordt er toch altijd beweerd dat ‘de integratie’ mislukt is, dat de aanpak niet deugt, etc.? Er zijn toch ook talloze nieuwkomers die het wèl goed doen in Nederland? Pinto schrijft notabene zelf in zijn stuk dat het aantal ‘allochtonen’ dat een hogere opleiding volgt behoorlijk is toegenomen. Misschien moeten we (ook) eens betere analyses maken van succesfactoren in plaats van ons (alleen) blind te staren op de groep waarmee het fout gaat. Er is veel niet goed maar veel ook wel. Jacomine Nortier

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.