Onderwijs
College in het Rijksmuseum: bericht uit de RMA Nederlandse literatuur en cultuur
Op 12 december jl. bracht het niet-zieke deel van de eerstejaarsstudenten van de onderzoeksmaster Nederlandse literatuur en cultuur in het kader van de cursus ‘Nederland gelezen via de kunsten II: de vroegmoderne tijd’ een bezoek aan het Rijksmuseum. In de cursus stond de samenhang tussen (het denken over) literatuur en andere kunstvormen centraal, en de week waarin we het Rijksmuseum bezochten stond in het teken van zogeheten portretgedichten.
In het museum werden we ontvangen door Lieke van Deinsen, die als Johan Huizinga Fellow bij het Rijksmuseum onderzoek deed naar het Panpoëticon Batavûm – een collectie van ruim 300 achttiende-eeuwse portretten van Nederlandse auteurs, waarvan een deel in het Rijksmuseum te zien is. Het boekje dat naar aanleiding van haar onderzoek verscheen, dienden we ter voorbereiding op het bezoek te lezen. Een speciale route door het museum (“eigenlijk mogen hier alleen medewerkers komen”) bracht ons via het kabinet van het Panpoëticon naar de Picknickruimte, waar we een presentatie van Lieke kregen over haar onderzoek en de website schrijverskabinet.nl die ze in het kader daarvan ontwikkeld heeft (breng een bezoekje aan de website als je meer wilt weten over het Panpoëticon Batavûm).
Na haar presentatie deden we alsof het een gewoon college was en bespraken we de stof van die week, die naast het boekje over het Panpoëticon enkele hoofdstukken uit Ann Jensen Adams’ Public Faces and Private Identities in Seventeenth-Century Holland bevatte. We legden de nadruk op haar idee dat zowel de kunstenaar als de afgebeelde als de beschouwer een identiteit en zelfbeeld creëert of ontwikkelt d.m.v. portretkunst (blader eens door het boek als je hierover meer wilt weten).
Elk college van deze cursus werd afgesloten met een ludieke doch leerzame (het utile-dulci-ideaal) presentatie van twee studenten, waarin parallellen gelegd worden met deze cursus en de moderne variant ervan (‘Nederland gelezen via de kunsten I’ – een reguliere cursus die we in blok 1 hadden gevolgd). Niet zelden werd de rest van de groep door een spelelement betrokken bij de presentatie. In eerdere weken kwamen al een soort memory en een interactieve quiz voorbij, deze week mochten we elkaar natekenen in de stijl van de portretjes uit het Panpoëticon. We kregen allemaal een taartkleedje (zo heten die dingen écht) dat we om onze hals moesten doen bij wijze van vroegmoderne kraag. Ook dát is de RMA Nederlandse literatuur en cultuur. (Mijn portret bevatte uiteindelijk enkel een nabootsing van mijn shirt en het montuur van mijn bril – kennelijk is dit toebehoren hetgeen dat mij het meest karakteriseert of typeert. Of de portrettiste durfde zich uit angst voor verontwaardigde reacties niet te wagen aan gelaatstrekken, dat kan ook.) De Picknickruimte bleek overigens de perfecte locatie voor dit speelkwartier: overal aan de wanden waren tekeningen en nabootsingen van museumschilderijen te bewonderen, vervaardigd door de kleinste en jongste museumbezoekers.
Algauw moesten we onze penselen (lees: viltstiften) weer neerleggen, want de tweede presentatie van de dag stond alweer voor ons klaar. Deze werd gegeven door Saskia Scheltjens, hoofd Research Services van het museum. Ze vertelde ons wat over de bibliotheek en de collectie van het museum, over de verschillende soorten medewerkers en over het Lelystadse depot en het archief (wist je dat er onder het plein vanaf het Rijksmuseum tot aan de letters I amsterdam collectiestukken liggen opgeslagen?). Na de presentatie verlieten we de Picknickruimte en vertrokken we naar de bibliotheek. Daar lagen verscheidene vroegmoderne afbeeldingen van auteurs voor ons uitgestald (waaronder de toentertijd ‘pikant’ gevonden portretten van de ‘enigszins behaagzieke’ dichteres Sara Maria van der Wilp) en kregen we inzage in verschillende vroegmoderne publicaties die Nina Geerdink (de docente van de cursus) en Lieke aangevraagd hadden. We mochten bladeren door, of nou ja, we mochten voorzichtig een paar pagina’s omslaan van boekjes van Jan Vos, Roemer Visscher en Jan Six (een toneelstuk met een prent van Rembrandt erin!), maar konden ook moderne uitgaven van o.a. Abraham Ortelius’ Theatrum Orbis Terrarum (de eerste uitgegeven wereldatlas) inzien.
Na afloop kregen we nog de gelegenheid om op eigen houtje door het museum te wandelen en interessante collecties te bekijken. Uiteindelijk gingen we allemaal met veel nieuwe kennis, een voldaan gevoel en een mooie tekening van ons eigen hoofd, gemaakt door één onzer studiegenootjes naar huis.