Onderwijs
‘Wat moet het Rijksmuseum daar nou weer mee?!’ Een verslag van de RMA Stagenacht
Door Carmen Verhoeven
Waar wij, tweedejaarsstudenten van de RMA Nederlandse Literatuur en Cultuur, vorig jaar ieder blok nog een paar keer per week met elkaar college hadden, vloog iedereen dit jaar uit naar de meest uiteenlopende plekken voor een stage of buitenlandervaring. Enkelen vertrokken richting het zuiden om stage te lopen aan de Universiteit Gent of de Universiteit Antwerpen of bij deBuren, Vlaams-Nederlands huis voor cultuur en debat in Brussel, sommigen weken uit naar hoofdstad en kwamen terecht bij het Rijksmuseum of op onderzoeksinstituten als het Huygens ING en het Meertens Instituut en weer anderen vonden hun plek in Den Haag op nationale instellingen als het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis en de Koninklijke Bibliotheek, of de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed te Amersfoort. Wat we precies uitvoerden op onze stageplaatsen, waar we nou eigenlijk onderzoek naar deden en hoe we onze stage ervoeren, wisten we echter niet echt van elkaar.
Daarnaast waren enkelen al een tijdje aan het brainstormen hoe ze dit jaar een vervolg konden geven op de sessies ‘Docent & Onderzoek’, waarin docent-onderzoekers van de moderne en vroegmoderne letterkundesecties van onze opleiding vertelden over hun onderzoek, carrièrestappen, voor- en nadelen van hun werk et cetera. Om deze beide losse eindjes aan elkaar te knopen, besloten Evelien van Nieuwenhoven en Carmen Verhoeven een stagenacht te organiseren. Op deze stagenacht (die eigenlijk een avond was, maar dat klinkt tegenwoordig niet aantrekkelijk genoeg meer) konden studenten hun stage-ervaringen delen en hun onderzoek presenteren, en stagebegeleiders de schijnwerpers richten op onderzoeksmogelijkheden buiten de academische muren van de Universiteit Utrecht (een leuke manier van arbeidsmarktoriëntatie). Bovendien zou de avond voor eerstejaars van de RMA kunnen dienen als inspiratiebron voor dier toekomstige stage en voor potentiële masterkiezers een inkijkje kunnen geven in wat er zoal in de RMA gebeurt.
Op 13 maart was het dan zo ver en gaven zes studenten het veelkoppige publiek (er was een prachtige opkomst!) op verschillende manieren een blik op hun stageperiode. De avond werd geopend met een duopresentatie door Evelien van Nieuwenhoven en haar stagebegeleider Peter Kegel, die werkzaam is bij het Huygens ING in het project “ Willem Frederik Hermans, de volledige werken”. In dit project, dat al sinds het begin van deze eeuw loopt, worden alle verschenen werken en ongebundelde teksten van Hermans uitgegeven in 24 delen. Evelien werkte mee aan onder meer het achttiende deel en deed daarnaast een eigen onderzoek naar de mogelijkheden tot literaire vergaming van Nooit meer slapen. De gamer kan in deze (nog niet bestaande) game steeds een keuze maken uit verschillende opties die corresponderen met de verschillende tekstvariaties van Nooit meer slapen. Peter kaderde het Hermansproject verder in, vertelde over zijn loopbaan en zette de mogelijkheden om bij het Huygens in dat project stage te lopen uiteen.
Om de avond niet te zwaar te maken, werden de duopresentaties afgewisseld met columns. De eerste columniste van de avond was Jildou Fabriek, die haar ervaringen bij deBuren op anekdotische wijze met ons deelde. “Toen ik begon met het schrijven van deze column, bedacht ik dat ik maar het beste kon starten met het tragische eind van mijn stage. Waarom tragisch, denken jullie verschrikt? Nou, ik vond het ontzettend jammer dat m’n stage voorbij was,” opende Jildou haar verhaal. Ze beschreef vervolgens haar onderzoek naar Made in Europe – een serie van VPRO en Canvas, waarrondom deBuren een podiumprogramma organiseerde – en belichtte zowel de valkuilen als bergtoppen van haar stageperiode (zie hier voor haar volledige column). Bijzonder aan haar stage was niet alleen dat ze ervoor de landsgrenzen over ging, maar ook dat ze terechtkwam bij Willem Bongers Dek als stagebegeleider, alumnus van de vroegere variant van de RMA Nederlandse Literatuur en Cultuur (zie hier voor een column die Willem vorig jaar op een alumnibijeenkomst voordroeg).
We bleven nog even bij de zuiderburen hangen, want Henk Vogel volgde Jildou op met een presentatie over zijn onderzoek binnen de vakgroep historische Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Gent. Zijn stagebegeleider aldaar, Kornee van der Haven, was helemaal vanuit Oost-Vlaanderen naar Utrecht afgereisd om de stagemogelijkheden in projecten van het GEMS (Group for Early Modern Studies) te belichten en meer te vertellen over het project “Singing Communities. Dutch political songs and the performance of national identity (1775-1825)” waaraan Henk een bijdrage had geleverd. Henk vertelde hoe hij in zijn stage een specifieke opdracht – een inventarisatie van liederen waaruit nationale gevoelens spraken plus contextuele informatie van die liederen – en eigen inbreng – zijn interesse voor religie – wist te combineren, door een religieuze casus uit zijn inventaris te onderzoeken. Deze stage is bovendien een mooi voorbeeld van hoe iemand enthousiast kan worden over een onderzoek en onderzoek in algemenere zin: Henk werkt momenteel voor zijn afstudeerscriptie verder aan het onderzoek en mag volgend jaar september in Amsterdam waarschijnlijk als PhD beginnen in een project over toe-eigening van religieuze muziek.
Hierna was het tijd voor een korte pauze met toepasselijke versnaperingen. Het publiek kon onder het genot van Belgische en Nederlandse lekkernijen, Buurman & Buurman-koekjes en wat te drinken even op adem komen en napraten over de reeds gepasseerde presentaties. Het programma zat echter vol, dus al snel werd iedereen weer bijeengeroepen om te gaan luisteren naar een voordracht van David Roelofs. Hij nam ons in zijn column mee naar zijn stage in het Rijksmuseum en vertelde niet zonder humor hoe hij daar als vreemde (want letterkundige) eend in de bijt soms raar doch nieuwsgierig aangekeken werd door ‘loslopende conservatoren’ en kunsthistorici die zich verbaasden over de collectie teksten inzake Amsterdamse tegencultuur van de jaren zestig (“Wat moet het Rijksmuseum daar nou weer mee?!”) – Davids onderzoeksonderwerp. Op zijn beurt was David benieuwd naar het kunsthistorische onderzoek: “ik [heb] op een dag bijna een uur gekeken naar een Aziatische witte-kool-achtige porseleinen kom. Het is een van de meest opmerkelijke objecten die ik heb gezien en zelden heb ik een van mijn mede-stagiairs zo enthousiast horen praten over een kunstvoorwerp,” liet hij weten.
Voor de laatste duopresentatie gingen we weer terug naar waar we begonnen: het Huygens ING. Deze keer stond echter een totaal ander project centraal: Esther van Batenburg vertelde over haar stage bij Corina Koolen, waarin ze door middel van computationele technieken en analyses een onderzoek had uitgevoerd naar vaderschap in recente Nederlandstalige romans. Esther liet het publiek kennismaken met de tools die ze ingezet had en presenteerde de eerste resultaten van haar onderzoek. De eerste inderdaad, want ook Esther werkt haar onderzoek de komende maanden verder uit voor haar masterthesis. Corina vertelde net als Peter en Kornee vol enthousiasme over haar eigen loopbaan en de mogelijkheden voor stages in haar project bij het Huygens ING.
Maria van Leeuwen was de laatste die haar stageonderzoek deze avond presenteerde. Zij had enkele maanden doorgebracht bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en was in het kader van haar stage aldaar zelfs een paar weken naar Suriname geweest. Een van de eindproducenten van haar stage was een beleidsadvies in filmvorm, onder de titel Als de stenen spreken (zie hier haar film). Van deze film liet Maria deze avond een fragment zien en ze voorzag dat van context en commentaar. Een bijzondere bijdrage aan de avond! (Een verslag van Maria’s stage en haar film zijn eerder op dit blog verschenen, zie hier voor het eerste blog en hier de tweede.)
Het programma werd beëindigd met een korte discussie over de waarde van een stage in de opleiding, de stagemogelijkheden die er zijn en de opties voor onderzoekswerk die je als afgestudeerde van de RMA hebt. Uiteraard was dit niet het échte einde; ook deze academische activiteit moest immers afgesloten worden met een borrel. De organisatie had hiervoor een haar onbekende locatie uitgekozen: Borrelbar Plank op de Voorstraat (die we voor ons alleen bleken te hebben!). Eerstejaars konden anderen aan hun mouw trekken met stagevragen, tweedejaars konden nu eindelijk eens bijpraten.